HEILOO –
Tijdens Dodenherdenking op 4 mei 2024 hield burgemeester Ten Bruggencate deze speech:
Kom vanavond met verhalen
hoe de oorlog is verdwenen,
en herhaal ze honderd malen:
alle malen zal ik wenen.
Schreef Leo Vroman in 1954 in zijn gedicht Vrede. De verhalen zullen verteld moeten blijven worden om de verschrikkingen van de oorlog niet te vergeten. En om onze vrijheid te koesteren.
Het blijft belangrijk om de oorlog niet te vergeten, om de mensen die vermoord zijn niet te vergeten, om de mensen die streden voor onze vrijheid niet te vergeten en om de structuur die maakte dat deze verschrikkingen konden plaatsvinden niet te vergeten.
Soms lijkt het alsof we niets geleerd hebben, alsof we wel vergeten zijn hoe kwetsbaar democratie is en hoe het Nazibewind aan de macht gekomen is. Alsof we wel vergeten zijn wat er gebeurt als er onderscheid gemaakt wordt tussen groepen mensen en als mensen niet als mens, maar enkel als groep gezien worden. Zij zijn rijk of slim of lui of onbetrouwbaar; het zijn kenmerken die niet aan een groep, een kleur, een ras of religie te koppelen zijn of waren, maar aan een individu. Het zijn antisemitische verhalen die steeds weer de kop op steken, het zijn racistische opmerkingen die nog steeds mensen buiten spel zetten, het zijn oude vastgeroeste vooroordelen die weersproken moeten blijven worden.
Of zoals Primo Levi, hij heeft zelf Auschwitz overleefd, in zijn boek ‘Is dit een mens’ schrijft:
“Veel mensen, …, zijn min of meer bewust de mening toegedaan dat elke vreemdeling een vijand is. Meestal ligt die overtuiging ergens diep weggestopt, als een sluimerend virus, …”
Twee weken geleden was ik bij groep 8 op de Radboudschool en mocht meeluisteren naar het verhaal van een overlevende van de Tweede Wereldoorlog. Mevrouw Esther Ruth Barendse-Boas kwam naar Heiloo om haar verhaal te vertellen. Het was indrukwekkend, indrukwekkend om dit verhaal van mevrouw Barendse zelf te horen en indrukwekkend hoe stil de klas luisterde. Een verhaal om ook zelf stil van te worden.
Mevrouw Barendse is in 1943 geboren in Amsterdam als joods baby’tje in een joodse familie. Haar familie woonde aan de Van Tuyll van Serooskerkenweg, bij het Olympisch Stadion in Amsterdam Zuid. De klusjesman van het huizenblok waar haar familie woonde had aangeboden dat de ouders van mevrouw Barendse hun baby’tje aan hem konden meegeven als dat nodig was. Hij had 2 dochters die konden doen alsof het hun kind was.
Toen ze hoorden dat er een grote razzia gehouden zou worden, kwam het moment om ‘het pakje’ door de klusjesman op te laten halen. Het pakje was kleine Esther, een baby van bijna een jaar oud. Dit gebeurde precies op tijd, want haar ouders werden de volgende dag opgepakt en meteen naar Westerbork getransporteerd.
Bij de familie Assman, het gezin van de klusjesman, bleef zij maar kort. Een buurman uit de straat herkende haar kinderwagen en wist dat die van de joodse buren was. Hij gaf de baby aan bij het hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst. Hij kreeg daar 7,50 gulden voor, een premie voor het aangeven van joden. 7,50 gulden voor een mensenleven.
Baby Esther werd meegenomen en kwam in de creche tegenover de Hollandse Schouwburg terecht. Daar werd ze één jaar oud. De dochters Assman lieten het er niet bij zitten. Een van de leidsters van de creche, Virry Cohen, smokkelde baby Esther naar buiten. Virry Cohen speelde samen met Henriette Pimentel, de directrice van de creche, een belangrijke rol in het redden van kinderen en zij hebben ongeveer 600 kinderen gered door ze de creche uit te smokkelen.
Voor Esther werd een onderduikadres in Friesland geregeld, maar na een paar maanden kwam het verzoek van haar ouders of ze naar Westerbork gebracht kon worden. Ze kwam voor op een lijst van de familie, dus was bekend als lid van het gezin, maar zij was nog niet in Westerbork. Wat een onmenselijke en onmogelijke keuze moet dat geweest zijn voor haar ouders.
In september ’44 werd Esther met haar ouders naar Theresienstadt getransporteerd. Een kamp zonder gaskamers, maar mensen bezweken door ziektes, ondervoeding of uitputting. In Theresienstadt werd de familie bevrijd door de Russen. Terug in Amsterdam werden ze weer opgevangen door de familie Assman, in hun oude straat. Hun oude huis was weer bewoond door nieuwe mensen en veel spullen waren verdwenen. Het huis van gevluchte NSB’ers aan de overkant in dezelfde straat stond leeg, dus daar kon de familie van Esther hun leven voortzetten. Ze hebben er nog jaren gewoond.
Naast de creche in de voormalige Kweekschool aan de Plantage Middenlaan in het centrum van Amsterdam is nu het Holocaust Museum gevestigd. Veel kinderen uit de creche werden eerst over de muur naar de kweekschool gesmokkeld en verdwenen daarna in de onderduik, ergens in het land. Hun ouders werden vaak vanuit de Hollandse Schouwburg via Westerbork doorgestuurd naar de kampen om nooit meer terug te keren. Het museum vertelt ons nationale verhaal over de Holocaust, en laat de levens achter de getallen zien. Elk nummer is een mensenleven. Dus elk verhaal gaat over een mens.
Blijf de verhalen vertellen, blijf de namen noemen en laat de uitspraak Nooit meer Auschwitz niet aan betekenis verliezen. En laat in de woorden van Primo Levi “de geschiedenis van de vernietigingskampen een sinister alarmsignaal zijn”.
Mevrouw Barendse sloot haar verhaal in de klas af met de woorden “Lief zijn voor elkaar, want we zijn allemaal mensen”.
Ik herhaal haar woorden vanavond graag: “Lief zijn voor elkaar, want we zijn allemaal mensen”.
Bron: Gemeente Heiloo
Foto(s) via heiloo.nl